Natuur en Landschap 2020-1 ||| p. 6-11 [ > p. 16-19 ] |
||
Walk for Nature in het Hagelands bosUITGESTELD TOT ZONDAG 20 SEPTEMBER 2020Programma... zie onderaan of klik hier
|
Groeves met een ijzersterk verhaal: SchollenkotHet Hageland onderscheidt zich van andere streken door zijn ijzerzandstenen getuigenheuvels. Deze heuvels waren oorspronkelijk zandbanken/-ribbels die ontstonden in de zogenoemde ‘Golf van het Hageland’ zo’n 10 miljoen jaar geleden. Nadat ze bloot kwamen te liggen, kitten de ijzerrijke zanden aaneen tot harde zandsteenbanken. Daardoor werden ze meer bestand tegen erosie en vormen nu de langgerekte noordoost-zuidwest gerichte heuvels van het Hageland. Ze leverden de roestbruine ijzerzandsteen. De latere steengroeves in de Diestiaanheuvels vervulden doorheen de eeuwen verschillende functies. Ze leverden niet alleen ijzerzandsteen als bouwmateriaal, maar dienden ook als schuilplaats, speelterrein, uitkijkpunt en zoveel meer. Ze speelden een rol in het leven van de Hagelanders en zijn zeker een stukje erfgoed om te koesteren. De mens gebruikt zijn landschapHier in het Tienbunderbos en op de Houwaartse berg raapten buurtbewoners schollen ijzerzandsteen voor de bouw van hun huizen, waterputten, tuinmuurtjes.... De ondiepe putten die je in het landschap ziet, zijn getuige van deze eeuwenlange traditie. Die plekken worden toepasselijk “Schollenkot” genoemd. Doorheen de jaren verwaterde het gebruik en werden de putten volgestort met puin en afval.
Het Schollenkot in Tienbunderbos is opmerkelijk groot in omvang en heeft een belangrijke cultuurhistorische waarde. Tijdens het voorjaar 2012 werd de site opgeruimd. Hinderende begroeiing en exoten werden gekapt om meer licht toe te laten. Tonnen (sluik)stort werden geruimd en afgevoerd. Zo kregen de oorspronkelijke planten zoals blauwe bosbes, struikheide, liggend walstro, tandjesgras en klein tasjeskruid weer de kans om te groeien. Er ontstond ook een poel waarin allerlei soorten amfibieën en insecten opnieuw een thuis vinden. Het Tienbundersbos is bekend als leefgebied van bedreigde salamanders als kamsalamander en vinpootsalamander. Schollen“Schollen” zijn kleine, dunne brokken met een donkere kleur. Ze zijn de minst poreuze vorm van ijzerzandsteen en zijn heel hard, ondermeer door een relatief hoog ijzergehalte. Ze worden vooral in de bovenste meters van de heuvels aangetroffen. Daardoor waren deze stenen bij de gewone Hagelanders eeuwenlang populair als goedkoop bouwmateriaal. Bij het bouwen combineerde men schollen vaak met bakstenen. Bakstenen zorgden voor de stevigheid in de hoeken. De tussenliggende ruimtes vulde men op met schollen. Dit geeft een opvallend resultaat: in de zijgevels zie je vaak trapeziumvormige structuren. In de regio zijn er zo nog een aantal huizen bewaard tot de dag van vandaag. |
Ook in het Tienbunderbos zijn er sporen van het “schollenkoten” door het delven van brokken ijzerzandsteen.
Aanvankelijk dienden de stenen voor de fundering van de lemen huizen. Later werden ze ook gebruikt voor de zgn. stenen huizen. Bij sommige oude huizen in de streek zijn nog schollen zichtbaar in het metselwerk. Op de gemene gronden mocht wel enkel datgene gehaald worden wat diende voor de eigen overleving, er mocht niets van verkocht worden.
De huidige holle wegen die we nog op de zuidhelling van de Houwaartse Berg vinden, zijn de overgebleven sporen van de zogenaamde ‘driftwegen’ waarlangs de gemeentelijke herder de schapen of ander vee van de dorpelingen gezamenlijk naar de gemeenteheide bracht om er te grazen. Op een vegetatiekaart van 1956 is nog een belangrijk deel als heide ingekleurd. Vanaf toen werd ze vooral ingeplant met snelgroeiende exoten als Amerikaanse eik. Een ander deel verboste spontaan met ondermmeer wintereik. Sommige van de beter gelegen percelen op de Houwaartse Berg werden kortstondig als akker in gebruik genomen. De zuidhelling leende zich goed voor de aanleg van een perzikken- of pruimenboomgaard. In de jaren 1970 verschenen nabij het dorpscentrum ook de eerste commerciële wijngaarden op de Houwaartse Berg.
Wat er vandaag nog overblijft van het bos is gelegen op steile hellingen met ijzerzandsteen in de bodem. Dit waren de voor landbouw niet-bruikbare percelen en zijn dus doorheen de laatste twee eeuwen niet ontgonnen. De wel ontgonnen vlakke delen hebben op veel plaatsen een kleilaag in de ondergrond: in de winter zijn die soms kletsnat (stuwwater) en in de zomer soms kurkdroog. Landbouwkundig slechte gronden dus. Alle bossen van het Hagelands Bos zouden van nature behoren tot de ‘matig zure eiken- en beukenbossen’, maar om de opbrengsten te verhogen werd er in het verleden -met wisselend succes- geëxperimenteerd met allerlei sneller groeiende boomsoorten zoals lork, douglas, Amerikaanse eik, robinia en zelfs verschillende bomen die we enkel kennen uit parken en tuinen zoals cryptomeria en sequoidendron. Voor de bosexploitatie werden de oude, volgens de natuurlijke hoogtelijnen verlopende wegen vervangen door een dambordvormig wegenpatroon. Ook werden ‘bemestingsproeven’ uitgevoerd met ‘chocodopkes’, omhulsels van de cacaoboon, een restproduct dat de vorige eigenaars aanvoerden vanuit hun bedrijf waar één van de meest gekende Belgische chocolades werd geproduceerd. Menig inwoner van Rillaar breidde trouwens die bemestingsproeven uit tot in de eigen tuin. De eerder kleinschalige landbouwpercelen rondom werden de laatste 30 jaar steeds grootschaliger en intensiever bewerkt waardoor bos en omgeving te lijden hebben onder veel erosie en wateroverlast.
Gelukkig is er qua fauna en flora heel wat te beleven. Voor de planten zijn verschillende zgn. oud bosplanten aan te treffen zoals bosanemoon, dalkruid, meiklokje, witte klaverzuring, gevlekte aronskelk, veelbloemige salomonszegel en dubbelloofvaren. Zeer belangrijk zijn de plantensoorten van boszomen die plaatselijk nog voorkomen zoals havikskruiden, guldenroede, fraai hertshooi en bosdroogbloem. Op sommige paden en perceelsranden houden soorten stand van de vroegere heide op lemige grond, met daarin o.a. tandjesgras, mannetjesereprijs, tormentil, gevlekte orchis, blauwe knoop, liggend walstro en tot voor kort liggende vleugeltjesbloem en grote tijm. Deze grote diversiteit in de plantenwereld biedt ook ruimte en voedsel aan een grote insectenrijkdom. Spaanse vlag, eikenpage, keizersmantel, kleine ijsvogelvlinder, schitterend lieveheersbeestje en verschillende koepelnesten van rode bosmieren werden reeds opgemerkt. Vermoed wordt dat een heel aantal soorten gebonden aan oude bossen, er nog voorkomen, maar hiervoor is het dus verder speuren geblazen. Naast een aantal meer courante soorten, komen er ook vogels typisch voor wat grotere bosgebieden tot broeden zoals houtsnip, zwarte specht, kleine bonte specht, havik en wespendief. Aan de bosranden zijn er broedgevallen van steenuil. Met een snelweg doorheen het gebied zijn vogels er echter niet altijd makkelijk op het gehoor te inventariseren... Maar dankzij de scherpe hellingen die als geluidsscherm fungeren is van een groot deel van het bos -zowel auditief als visueel- nog best goed te genieten.
Tijdens de late jaren 1970 werd het bos op de Houwaartse Berg in het gewestplan als natuurgebied ingekleurd. Sindsdien heeft de gemeente Tielt-Winge de natuur grotendeels zijn gang laten gaan. Op de beboste percelen van de Houwaartse berg domineren vandaag Amerikaanse eik en tamme kastanje met daarnaast zgn. valse acacia, esdoorn en Amerikaanse vogelkers. Het hier van nature voorkomende eiken-berkenbos, wintereikenbos en beukenbos is er sterk teruggedrongen tot een aantal fragmentjes. Daardoor is de kruidlaag in dit bos weinig of niet ontwikkeld. Langs de randen heeft zich lokaal wel nog een typische kruidlaag kunnen handhaven die vooral verwijst naar de vroegere heidebegroeiing met struikheide, guldenroede, mannetjesereprijs, blauwe bosbes, tormentil, dubbelloof, adelaarsvaren, haarmossen, grasklokje, pijpenstro en bochtige smele.
Meer dan een eeuw geleden werd de Houwaartse berg bezocht door de botanisten van die tijd. Zij zagen er nog de soorten van de oude gemene heide als jeneverbes, gaspeldoorn, stekelbrem en rozenkransje. De terrassen waar na de tweede wereldoorlog tijdelijk perziken en pruimen geteeld werden, zijn door de natuurlijke bebossing opnieuw ingepalmd. Hier vinden we ook lijsterbes, hazelaar, wilgen, wilde kamperfoelie, St.-Janskruid, stekelvaren en mannetjesvaren. Daarnaast vinden we nog een middeloude aanplant van lork, gemengde aanplantingen van naald- en loofhout, een ruigte met bremstruweel en een kapvlakte met braam, brem en harig wilgenroosje.
Bijzonder in het gebied zijn de verschillen tussen noord en zuidhelling, elk met hun eigen micro-klimaat en daarvan afhankelijke dieren- en plantenwereld.
De doelstelling van Natuurpunt is de snippers van het vroegere boscomplex terug zoveel mogelijk samen te brengen in ‘het Hagelands Bos’ en het gebied door gepast beheer en uitbreiding terug meer waarde te geven voor fauna, flora en bezoekers. De basis van dit alles vormen de gedeelten oud bos waar gestreefd wordt naar de spontane types van eiken- en beukenbos.
Varianten van deze bostypes op verschillende bodems, gaande van arme ijzerzandsteengrond tot rijkere leemgrond en van periodiek (zeer) natte tot (zeer) droge gronden, kunnen door herstelmaatregelen en beheer terug tot uiting worden gebracht. Deze omvorming wordt heel geleidelijk aangepakt. Diep ontwaterende sloten kunnen gedempt worden en in uitheemse bestanden zullen ‘dunningen’ worden uitgevoerd zodat er iets meer licht op de bomen en de ondergroei kan doordringen. Hierdoor ontstaan op de bodem geschikte omstandigheden voor jonge bomen, de struik-, de kruid- en de moslaag om te groeien. Bij voorkeur gebeurt de vervanging van exotische boomsoorten door het spontaan zaaien van inheemse soorten. Maar als er geen zaadbomen van die soorten aanwezig zijn in de nabijheid, kan aanplanten noodzakelijk zijn. Eens de jonge boompjes beginnen te groeien, moeten deze een aantal jaar ‘verpleegd’ worden. Dit verplegen komt vooral neer op het niet laten overwoekeren van de soorten die gewenst zijn, door het maaien of afzetten van de opslag van de vaak woekerende exotische soorten. Door steeds op kleine schaal te verjongen, krijgen we op termijn een bos met een grote structuurvariatie, dus met bomen van alle verschillende leeftijden. Verder wordt er gewerkt om in de toekomst een compleet boshabitat te ontwikkelen met veel meer aanwezigheid van dood hout, struiken, klimplanten en kruiden.
Sinds 2013 zijn er reeds verschillende zgn. ‘bosomvormingsactiviteiten’ doorgegaan waarbij vaak kinderen en jongeren betrokken waren. Op het deelgebied Liefkensberg werden op 16 november 2014 meer dan 2000 bomen geplant in samenwerking met de Chiro van Rillaar en de aspi’s van Tielt-Winge. Aan de noordzijde van Tienbunderbos werden in december 2016 meer dan 800 bomen geplant met de hulp van de kinderen van basisschool Dolfijn (Rillaar). Eind november 2019 werden er nog meer dan 3000 bomen geplant op de “Cowboyweide” met hulp van de scouts van Aarschot en het stadsbestuur.
De huidige bosranden zijn op dit moment een abrupte, rechtlijnige en dus onnatuurlijke overgang van het open landschap naar het bos. Door in de bosranden plaatselijk het hakhoutbeheer te hernemen, wordt de vorming van brede mantel-zoomvegetaties nagestreefd. Hierbij wordt een geleidelijke en grillige overgang gecreëerd tussen het open landschap en het opgaande bos. Ideaal voor tal van bloeiende struiken als brem, sleedoorn en kruiden als guldenroede, havikskruiden, blauwe knoop en andere heideplanten. Op de zuidgerichte hellingen creëren we hierdoor opnieuw een optimaal leefgebied voor insecten en reptielen als hazelworm en levendbarende hagedis en ontstaat er ‘dekking’ voor vogels en zoogdieren.
De open plekken zoals het Schollenkot en de weide Paulien krijgen ook aandacht binnen de bosstructuur. In de buurt van het Schollenkot is de heide weer ‘spontaan’ opgedoken, en het graslandbeheer op de weide Paulien resulteerde in de uitgroei van een mooie populatie van gevlekte orchis.
Natuurlijke bossen zijn veel gevarieerder dan de kunstmatige varianten zoals we ze vandaag de dag meestal kennen. We hebben er een afwisseling van jonge en oude bomen, open en gesloten plekken. Veel bossoorten zijn afhankelijk van deze afwisseling en combineren donkere en lichtrijke, warme en koelere, vochtiger en drogere plekken gedurende hun levenscyclus of zelfs binnen hun levensritme van elke dag. Zogenaamde bosvlinders zijn hiervan een bekend voorbeeld. Maar ook bremveldjes, heidepercelen en schrale graslandjes kunnen een grote ecologische waarde hebben.
Met het project Hagelands Bos ambiëren we als Natuurpunt om een groter aaneengesloten bos, of, om terug een stukje ‘Hagelands woud’ te creëren. Alles samen beheert Natuurpunt momenteel ruim 100 ha, maar de ambitie op lange termijn reikt veel verder. Zo werken we aan het aaneensluiten van de drie deelgebieden: Tienbunderbos, Mostingbos en Houwaartse Berg. Deze aaneensluiting willen we vooral realiseren door aankopen en bebossen van het tussenliggende (niet-herbevestigd) agrarisch gebied. Dit zijn de weinig vruchtbare gronden met kleiondergrond, waar bovendien veel wateroverlast en erosie ontstaat.
Bossen en natuurgebieden in het algemeen hebben een sterk remmend effect op de waterafvoer. Een deel van het regenwater blijft op de bladeren, tussen de schors of in de dikke humuslaag zitten, zonder dat het afstroomt. Door de meer doorlaatbare bodemstructuur zal ook meer neerslagwater infiltreren. Hierdoor wordt meer neerslagwater kostbaar grondwater en worden beken minder belast met ‘piekafvoeren’. Momenteel vormt het landbouwgebied tussen Tienbunder-, Mosting- en Houwaartse Berg één grote trechter die regenwater opvangt en afvoert via de IJsbeek en de Motte richting Rillaar. Tijdens hevige regenbuien leidt dit regelmatig tot wateroverlast in het centrum van de Aarschotse deelgemeente. Het spreekt dan ook voor zich dat bosuitbreiding in deze zone niet enkel ecologisch belangrijk is, maar ook heel erg kan bijdragen tot het oplossen van de waterproblematiek in Rillaar.
Op lange termijn hopen we zo in het Hageland terug een bos te creëren van meer dan 300 ha. Niet alleen willen we een groot en landschappelijk heel beleefbaar bos, we willen ook de ecologische waarde van dit bos verhogen. Door het opkrikken van de soorten- en structuurdiversiteit, door het grote aandeel exoten te doen dalen en meer inheemse soorten in te brengen, meer dood hout -en alle diversiteit die daarmee samenhangt- toe te laten voor paddenstoelen en allerlei geleedpotigen zoals pissebedden, kevers, houtwormen…, open plekken te voorzien waar zeldzame soorten zoals blauwe knoop, gaspeldoorn, rode bosmier… een niche kunnen vinden. Kortom we willen een veel natuurlijker bos, waar op heel lange (maar dan echt wel héééél lange) termijn, geen werk meer is aan omvorming en uitbreiding, maar waar natuurlijke processen het bosbeeld zullen bepalen.
Laat ons dit positief wensbeeld alvast overdragen aan de volgende generatie(s) natuurbeheerders…
Programma (onder voorbehoud)Voormiddag
Namiddag
Afspraak: Let op: Deelname: Fietsers Contact: |
We danken onze sponsors: